
1. Situering
Een van de opmerkelijke resultaten uit het taalbarometeronderzoek is de stijgende discrepantie tussen het aantal mensen die een taal ‘goed tot uitstekend’ spreekt, en het aantal Brusselaars die effectief de taal ook gebruikt. Een daling inzake taalkennis correspondeert niet met een daling van het gebruik van deze taal, vaak integendeel (link Fiche1).
2. Taalkennis versus taalgebruik
Tabel 1 geeft een oplijsting van de manier waarop de mensen die de vier meest gekende talen in Brussel goed tot uitstekend beheersen, deze talen hebben verworven. Wat hierbij opvalt is dat het aandeel van Brusselaars die de taal van huis uit aanleerde nooit hoger is geweest, tegenover diegenen die de taal via het onderwijs of elders verwierven. Vooral voor het Frans en het Nederlands daalt het aantal Brusselaars dat zegt de taal goed tot uitstekend te beheersen in het geval deze geen thuistaal is.
Taalverwerving |
Nl |
Fr |
Eng |
Arab |
Als thuistaal |
73,0% |
82,8% |
8,4% |
94,6% |
Unieke thuistaal |
31,7% |
59,6% |
4,4% |
51,3% |
In combinatie |
41,3% |
23,2% |
4,0% |
43,3% |
Via het onderwijs |
25,4% |
10,6% |
74,9% |
- |
Nederlandstalig onderwijs |
10,5% |
8,9% |
60,4% |
- |
Gemengd curriculum |
3,2% |
0,6% |
3,5% |
- |
Franstalig onderwijs |
11,7% |
2,1% |
11,0% |
- |
Elders |
1,5% |
5,7% |
16,6% |
5,4% |
Tabel 1. Taalverwerving Nederlands/Frans/Engels/Arabisch (TB4)
Maar het gebruik van deze talen ligt evenwel hoger dan men kan verwachten op basis van tabel 1.
3. De meertalige realiteit
Dat in privégesprekken verschillende talen worden gehanteerd in een samenleving die door een dergelijke diversiteit als de Brusselse wordt gekenmerkt, is evident. Maar ook in het dagelijks leven en binnen andere taaldomeinen worden in Brussel steeds vaker meerdere talen gesproken. Niettegenstaande het voor 87% van de Brusselaars geen probleem mag zijn om in alle omstandigheden Frans te spreken, neemt de diversiteit in het taalgebruik toe.
Tabel 2 en 3 illustreren deze evolutie. Tabel 2 verwijst naar het veelal informele taalgebruik met de buren. Tabel 3 naar het taalgebruik op de Brusselse werkvloer, een domein dat wel aan een aantal reglementeringen gebonden kan zijn.
Met de buren wordt in de helft van de gevallen Frans gesproken, in andere gevallen gaat men verschillende talen spreken. Het aantal Brusselaars dat met de buren uitsluitend Nederlands, Engels of een andere taal spreekt, is verwaarloosbaar. Naast de traditionele combinatie Nederlands/Frans neemt ook het gebruik van het Engels in combinatie met het Frans toe.
|
TB1 |
TB2 |
TB3 |
TB4 |
Frans |
77,4% |
84,9% |
53,6% |
54,6% |
Nederlands |
1,5% |
1,0% |
0,7% |
0,2% |
Engels |
0,3% |
0,4% |
0,6% |
0,3% |
Nederlands/Frans |
11,5% |
8,2% |
11,6% |
15,9% |
Frans/Engels |
1,5% |
2,2% |
5,9% |
11,6% |
Nederlands/Frans/Engels |
0,8% |
0,4% |
18,3% |
7,8% |
Frans/andere talen |
5,5% |
2,6% |
8,1% |
9,1% |
Andere talen |
1,5% |
0,4% |
1,2% |
0,5% |
Tabel 2. Taalgebruik met buren
Het taalgebruik op de werkvloer vertoont eenzelfde evolutie, al is eentaligheid daar nog minder frequent en is het combineren van de drie contacttalen stilaan een evidentie.
|
TB1 |
TB2 |
TB3 |
TB4 |
Frans |
73,3% |
40,7% |
32,2% |
33,9% |
Nederlands |
4,3% |
0,6% |
1,7% |
0,0% |
Engels |
4,8% |
2,3% |
1,7% |
0,2% |
Ned/Frans |
10,6% |
25,0% |
16,7% |
18,1% |
Frans/Engels |
2,4% |
10,3% |
17,0% |
20,1% |
Ned/Engels |
0,3% |
0,3% |
0% |
0% |
Ned/Frans/Engels |
3,5% |
20,3% |
30,7% |
28,1% |
Tabel 3. Taalgebruik op de werkvloer
Bovenstaande taaldomeinen illustreren de manier waarop men in een meertalige stedelijke context met talen omgaat. Nemen we het voorbeeld van het Nederlands: 16,3% beweert de taal goed tot uitstekend te spreken, maar 23,9% gebruikt de taal in hun communicatie met de buren, en zelfs 46,2% spreekt wel eens Nederlands op de werkvloer.
Tabel 4 tenslotte, geeft het taalgebruik in de winkel weer. Hieruit blijkt niet alleen een vergelijkbare verschuiving van het taalgedrag tussen TB1 en TB4 zoals deze zich binnen andere domeinen manifesteert, maar eveneens dat ruim een derde van de Brusselaars uit eentalig Franstalige gezinnen zich ook niet tot het Frans beperkt in een domein waar het gebruik van het Frans erg dominant was (81,8% in TB1).
TB4 |
Fr |
Nl |
Fr-Nl |
Fr-And |
And |
TB4 |
TB1 |
Frans |
63,8% |
19,7% |
42,2% |
56,9% |
49,0% |
55,2% |
81,8% |
Nederlands |
0,0% |
2,9% |
0,0% |
0,0% |
0,2% |
0,2% |
2,7% |
Ned + Frans |
20,3% |
70,1% |
45,2% |
12,6% |
8,2% |
22,4% |
6,0% |
Ned +Frans + Engels |
7,3% |
5,8% |
9,1% |
6,5% |
3,8% |
6,6% |
0,1% |
Frans + Engels |
8,2% |
0,7% |
2,3% |
7,7% |
12,4% |
8,0% |
0,7% |
Frans + Arabisch |
0,0% |
0,7% |
0,0% |
8,9% |
12,2% |
3,6% |
4,0% |
Tabel 4. Taalgebruik in de winkel naar thuistaal (TB1, TB4)
Dit wijst op een andere manier van omgaan met talen. De piek inzake de kennis van het Arabisch bij de jongeren in TB3 was reeds een illustratie hiervan, jongeren maken hun eigen Brusselse versie van het Arabisch, een mengtaal van Frans, slang en de taal van hun ouders en gaan dit als Arabisch beschouwen. Zo gaan mensen ook steeds meer andere talen mengen, zelfs in hetzelfde gesprek, of wordt het door een passieve kennis van de taal toch mogelijk dat deze in conversaties wordt gebruikt. Deze manier van omgaan met taal kan een noodzaak zijn, door het gebrek aan voldoende kennis van de taal. Maar bij anderen, denk bijvoorbeeld aan jongeren, kan het ook een bewuste strategie zijn, al beheersen ze talen voldoende om in een standaardtaal een gesprek te voeren. Deze diversiteit wordt verder bestendigd door een veranderend communicatiepatroon en het stijgende belang van de sociale media en de transnationale contacten die de kennis van de lokale officiële talen minder urgent maken en ook andere talen een functie behouden.