Situering
Een van de steeds terugkerende vragen omtrent taalgebruik in Brussel betreft hoeveel ‘Nederlandstaligen’ er daadwerkelijk in Brussel wonen. Niettegenstaande de relevantie van deze vraag, zijn er slechts weinig publieke cijfers hierover beschikbaar. De gegevens die beschikbaar zijn, zijn bovendien niet eenduidig. Vaak zijn deze immers gebaseerd op administratieve registraties – zoals het aantal Nederlandstalige identiteitskaarten in een gemeente – of afgeleide cijfers op basis van gemeentelijke en gewestelijke verkiezingsresultaten. Deze cijfers zeggen evenwel niets over de thuistaalachtergrond van de Brusselaars, noch over hun dagelijks taalgebruik en attitudes. Aangezien er in Brussel officieel geen ‘subnationaliteit’ bestaat kunnen de administratieve registraties of verkiezingscijfers geen soelaas bieden. Zo kan een Brusselaar bijvoorbeeld kiezen voor een Nederlandstalige identiteitskaart, terwijl het rijbewijs in het Frans is, stemmen op een Nederlandstalige kandidaat bij de gemeenteverkiezingen en tegelijkertijd zijn of haar kind(eren) naar een Franstalige school sturen.
In dit kader vormt de Taalbarometer tot dusver het enige wetenschappelijke onderzoek dat op een representatieve wijze een globaal (taal)beeld van Brussel weet te schetsen (voor een samenvatting, zie Saeys, 2024). Deze fiche focust op de Nederlandstaligen in Brussel. We vertrekken hiervoor vanuit de thuistaalachtergrond van deze Brusselaars, en bestuderen vervolgens hun taalgebruik in een aantal domeinen, zoals het taalgebruik in de informele sfeer met de buren, in de semi-formele sfeer van het ziekenhuis en in de formele sfeer van de contacten met de gemeentelijke administratieve diensten.
Het Nederlands als thuistaal in Brussel
De thuistaal of thuistalen wordt omschreven als de taal of talen die de Brusselaar met respectievelijke zijn of haar vader en/of moeder spreekt of sprak, evenals de taal of talen die de ouders onderling gebruiken of gebruikten. Het voordeel van deze operationalisering is dat deze berust op exclusieve en exhaustieve thuiscategorieën. Op deze manier is iemands oorspronkelijke thuistaal de meest robuuste indicator om taalgebruik te evalueren (Janssens 2018).
Tabel 1 geeft een overzicht van de oorspronkelijke thuistaalsituatie van de huidige inwoners van Brussel. We onderscheiden hierbij vijf thuistaalgroepen.
Deze cijfers tonen een fluctuatie in het aandeel Brusselaars dat opgroeit in een Nederlandstalig gezin. Na een daling tussen TBB1 en TBB2, gevolgd door een stagnatie in TBB3 en TBB4, stijgt het aandeel Brusselaars uit een eentalig Nederlands gezin licht naar 7,5%. Hoewel dit nog steeds een relatief kleine thuistaalgroep betreft, is het de hoogste waarde van de voorbije twintig jaar. Tegelijkertijd is er een sterke daling van Brusselaars uit traditioneel tweetalige gezinnen. Tegenover TBB4 daalt dit aandeel van 10,7% naar 4,3% in TBB5.
In de verdere toelichting beperken we ons enkel tot de groep Nederlandstaligen. Het profiel van deze Nederlandstaligen blijkt gewijzigd te zijn over de tijd. Tegenover TBB1 daalt het aandeel van geboren en getogen Brusselaars uit een eentalig Nederlandstalig gezin. De meerderheid van de Brusselaars uit eentalig Nederlandstalige gezinnen bevraagd in de vijfde Taalbarometer komen immers in veel hogere mate uit Vlaanderen. Dat staat in contrast met de respondenten uit traditioneel tweetalige families, die vooral in Brussel geboren zijn. Ook qua leeftijd is er een duidelijk onderscheid. Binnen de volwassen bevolking is de eentalige Nederlandstalige groep gemiddelde jonger (47 jaar) dan de traditioneel tweetalige groep (51 jaar). Zo is de helft van de eentalig Nederlandstaligen jonger dan 45 jaar, terwijl 40% van de traditioneel tweetalige Brusselaars ouder is dan 60 jaar. Bovendien is deze oudste leeftijdsgroep hoofdzakelijk in Brussel geboren en getogen.
Het taalgebruik van Nederlandstalige Brusselaars
Het algemeen taalbeeld van Brussel wordt sterk bepaald door de ‘zichtbare’ contacten die men dagelijks observeert in diverse taaldomeinen van de Brusselse samenleving. Hierbij bestaat de perceptie dat er weinig tot geen ruimte is voor het Nederlands in Brussel. Dit kan echter sterk verschillen naargelang de formaliteit van het beschouwde taaldomein. Het taalgebruik is immers verschillend naargelang het gaat over het informele domein, zoals met vrienden of buren, in semi-formele organisaties zoals ziekenhuizen, dan wel informele administraties zoals de gemeente. Afhankelijk van de situatie maakt men een bewuste taalkeuze, afgestemd op de context. De keuze wordt vaak bepaald door de perceptie van (in)formaliteit, intimiteit, machtsverhoudingen en gelijkheid ten opzichte van hun gesprekspartner. In Figuur 1 vergelijken we daarom voor TBB5 het gebruik van het Nederlands door Nederlandstaligen in drie taaldomeinen: met gemeenteambtenaren, in ziekenhuizen en met buren. We richten ons daarbij op de relatieve frequentie van het taalgebruik door zowel eentalig Nederlandstaligen als traditioneel tweetaligen (Nederlands/Frans), om inzicht te krijgen in hoe deze groepen het Nederlands hanteren in verschillende contexten.
De figuur illustreert twee elementen van verschil in het gebruik van het Nederlands door Nederlandstaligen. In de eerste plaats varieert het taalgebruik afhankelijk van het taaldomein, met name hoe formeler de situatie, hoe vaker men expliciet voor het Nederlands kiest. Nederlandstaligen gebruiken dan ook gemakkelijker andere talen in de informele sfeer en dus significant minder Nederlands met de buren. In de tweede plaats zien we dat de thuistaalachtergrond een rol speelt. Het is niet verwonderlijk dat Brusselaars uit eentalig Nederlandstalige gezinnen een sterkere mate van taalaanhorigheid hebben. Deze gebruiken het Nederlands frequenter en exclusiever, vooral in de publieke dienstverlening en gezondheidszorg. Zo gebruikt 64% van de eentalig Nederlandstaligen ‘vaak tot altijd’ Nederlands in de gemeentelijke administratie, al dan niet in combinatie met het Frans en/of Engels. Deze houding blijkt ook uit de reactie wanneer de gemeenteambtenaar hen in het Frans aanspreekt: een derde van de Nederlandstaligen blijft het Nederlands spreken, eventueel in combinatie met het Frans. Bij traditioneel tweetaligen is dit percentage echter lager, met ongeveer 20%[1]. In het ziekenhuis gebruiken deze eveneens aanzienlijk minder Nederlands.
Slotbedenkingen
We komen hier terug op onze oorspronkelijke vraag: hoeveel ‘Nederlandstaligen’ wonen er daadwerkelijk in Brussel? Op basis van het vijfde Brusselse Taalbarometeronderzoek kunnen we vaststellen dat ongeveer 12% van de huidige Brusselse bevolking het Nederlands gebruikt(e) in het gezin waarin deze opgroeide, wat neerkomt op een sterke afname van en opzichte van TBB1 die 24 jaar eerder werd afgenomen. We dienen echter rekening te houden met de demografische ontwikkelingen en graad van internationalisering van de afgelopen twee decennia (Hermia en Tennstedt, 2024). Het aandeel Franstaligen is immers in sterkere mate afgenomen. De balans voor de Nederlandstaligen in Brussel kan zelfs als gematigd positief worden ingeschat. Het absoluut aantal Nederlandstaligen daalt minder snel dan de percentages suggereren. Wie deze Nederlandstalige Brusselaars zijn, is wel veranderd: de meerderheid van hen is opgegroeid in Vlaanderen en is jonger dan 45 jaar. Ook hun beleving van Brussel en taalgebruik zijn gewijzigd. Tegenwoordig gebruiken Nederlandstaligen niet alleen in hogere mate het Nederlands – eventueel in combinatie met het Frans en/of Engels – maar doen dit ook frequenter dan voorheen. Hoewel dit in bovenstaande weergave niet expliciet zichtbaar is, groeit er ook een groep Brusselaars op die het Nederlands gebruikt in combinatie met een andere thuistaal, al dan niet samen met het Frans. Deze groep kan in de toekomst een belangrijke rol spelen in de vitaliteit en het gebruik van het Nederlands in Brussel.
Bibliografie
Hermia, J-P., & Tennstedt, D. (2024). Focus nr. 67 – Demografische barometer 2024 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. BISA.
Janssens, R. (2018). Meertaligheid als opdracht. Een analyse van de Brusselse taalsituatie op basis van taalbarometer 4. Brussel, VUBPRESS.
Saeys, M. (2024). Taalbarometer 5: Factsheet. BRIO.
Saeys, M., Simon, R., & Kavadias, D. (2024). Het Nederlands in een meertalige context – Een analyse van de Brusselse taalsituatie. Brussel, BRIO.
[1] Meer cijfers en duiding bij de cijfers zijn te vinden in het volledige rapport (Saeys, Simon en Kavadias, 2024).