Author(s)
Van Droogenbroeck Filip
Spruyt Bram
Van Cappel Gide
Source

BRIO matrixfiche, 2023

Organisation
Vrije Universiteit Brussel
Year
2023
Language
NL
Mededogen

Inleiding

Als jongste en meest diverse gewest van België (STATBEL, 2021), kampt Brussel met wezenlijke uitdagingen. Concreet observeren we een steeds groeiende mate van xenofobie, racisme en islamofobie, die ervoor zorgt dat veel jongeren in Brussel een gevoel van discriminatie ervaren (Hagendoorn & Nekuee, 2018; Mansoury & Saeys, 2022); observaties die nader worden toegelicht in de overzichtsfiche Zinnekes, een Brusselse bril. Desondanks, is het belangrijk om te noteren dat dergelijke gevoelens zich in het vooral uiten bij jongeren van buitenlandse herkomst (Van Droogenbroeck et al, 2016; Mansoury & Saeys, 2022). Om deze tendens tegen te gaan, is er, onder andere, nood aan een manier om de uit elkaar groeiende persoonlijke relaties terug met elkaar te verbinden en bevorderen.

Een belangrijke sleutel om dit te verbeteren ligt bij de vorming van sociale cohesie door middel van tolerantie en wederzijds begrip. De vraag die we hieruit kunnen afleiden is hoe men die prosociale houdingen en cohesie kan versterken. Een mogelijk antwoord op deze vraag kan worden gevonden in de ontwikkeling van universeel mededogen.

Wat is mededogen?

Mededogen kan vanuit academisch standpunt worden omschreven als “gevoeligheid voor het lijden van een ander, gecombineerd met een diep verlangen om dat lijden te verlichten” (Goetz et al, 2010, 352). Mededogen of compassie omvat vijf elementen. Het herkennen en bewust zijn van het lijden van iemand, het zich bewust zijn van de universaliteit van lijden bij mensen (iedereen ervaart in zijn of haar leven lijden), een emotionele resonantie met anderen (een cognitieve of affectieve empathie voor de persoon die lijdt), het tolereren van ongemakkelijke gevoelens, maar ook de motivatie om dat lijden te verminderen (zie ook Van Droogenbroeck & Spruyt, 2022, 78-80). Men is dit wetenschappelijk beginnen opmeten bij kleine groepen studenten, en grootschalig onderzoek naar mededogen bij jongeren in een diverse groep blijft schaars.

Universeel mededogen bij Brusselse jongeren

Vooreerst kan de vraag worden gesteld of er betekenisvolle sociale verschillen zijn in universeel mededogen naargelang sociale kenmerken. De ‘usual suspects’ hierbij zijn gender, sociaaleconomische status en religieuze overtuigingen. Deze variabelen zijn interessant omwille van uiteenlopende redenen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat voor zelfcompassie mannen gemiddeld hoger scoren dan vrouwen (Yarnell et al., 2015), terwijl onderzoek naar (universeel) mededogen aangeeft dat vrouwen hoger scoren dan mannen (Hwang et al., 2008; Sprecher & Fehr, 2005). Daarnaast, lijkt een lage sociaal-economische status (SES) ook invloed te hebben op zowel zelfmedelijden als medelijden met een ander. Mensen met een lage SES scoren hoger op beiden (Gallo & Matthews, 2003). Tot slot, toont onderzoek aan dat religies, onder bepaalde omstandigheden, een positieve rol kunnen spelen in het stimuleren van een prosociale houding en waarden zoals mededogen, vrijgevigheid en solidariteit (Saslow et al., 2013; Sprecher & Fehr, 2005).

Om Mededogen bij de Brusselse jongeren te meten werden onderstaande stellingen gebruikt, waarmee de jongeren al dan niet konden instemmen.

tabel1
Tabel 1: Maat voor Mededogen afgenomen bij de Brusselse jongeren in 2019 (rijpercentages)

Uit de percentages per stelling blijkt al dat de meerderheid van de jongeren zich aan de meer meedogende kant bevinden dan aan de niet-meedogende pool. Er zijn echter grote verschillen tussen de leerlingen.

Om mogelijke verbanden na te gaan, werd een multivariate regressieanalyse uitgevoerd. Deze regressies werden uitgevoerd in verschillende stappen. Ten eerste, werd er geselecteerd om alle jongeren samen te vergelijken. Vervolgens werden religieuze jongeren (christenen en moslims) afzonderlijk bekeken. Dit om de invloed van religieuze kenmerken op mededogen na te gaan. In elke stap werden in het eerste model de sociaal-demografische indicatoren ingevoerd. Daarna werden religieuze variabelen toegevoegd. Een multilevel-model werd gebruikt om correcte standaardfouten te berekenen van de parameters, aangezien de data geclusterd zijn (jongeren werden bevraagd binnen scholen). Interessant om op te merken is dat 7% van de verschillen bij de jongeren in universeel mededogen, toe te wijzen is aan systematische verschillen tussen scholen. Dat betekent dat er ook schoolfactoren zijn (men kan bijvoorbeeld denken aan de schoolcultuur) die het mededogen van hun individuele leerlingen mee bepalen. In onderstaande tabel wordt gewerkt in verschillende ‘modellen’. Stapsgewijs werden, zoals bovenstaande reeds vermeld, bij model 1 en 2 respectievelijk (sociale) achtergrondkenmerken (model 1) en religieuze identiteit (model 2) toegevoegd.

tabel2
Tabel 2: Multilevel analyse van demografische en religieuze variabelen op universeel mededogen - Gestandaardiseerde effectparameters ‡
‡: deze modellen houden rekening met het feit dat de leerlingen gegroepeerd zijn in scholen
Gestandaardiseerde effecten variëren tussen -1 en 1 en geven een maat voor de sterkte en de richting van het effect - Kans op type I-fout significantie: * p<0.05, ** p<0.01, *** p<0.001

Alvorens de resultaten te bespreken, is het nuttig te vermelden hoe men deze kenmerken samenstelde. Religie werd gemeten aan de hand van de religieuze overtuiging, zelf-ingeschatte religiositeit, deelname aan religieuze praktijken en het hebben van een religieuze ‘quest oriëntatie’. Respondenten werden gevraagd zichzelf te categoriseren op basis van 15 categorieën die werden beoordeeld via een schaal op 5. Voor respondenten waarbij geen enkele categorie van toepassing is, werd een open antwoordcategorie voorzien.  Religieuze ‘quest-oriëntatie’ werd gemeten op basis van een verkorte 4-item versie (bv. ‘Twijfel is een belangrijk deel van mijn godsdienstige ervaring’) van de religieuze quest oriëntatie-schaal (Batson & Schoenrade, 1991a, 1991b). Op basis van de items werd een somschaal geconstrueerd gaande van 0 tot 100 (α=.80).

Het resultaat van deze analyses is opmerkelijk. Ten eerste, is het duidelijk dat er geen verschillen zijn voor ‘alle groepen’ volgens levensbeschouwingen. Van alle ingevoerde kenmerken heeft alleen de instructietaal in het onderwijs en gender een effect. Jongeren die in het Franstalige onderwijs les volgen, rapporteren een hoger mededogen dan die in het Nederlandstalige onderwijs. Daarnaast rapporteren meisjes ook meer mededogen dan jongens. Het is ook opvallend dat zowel een zelfgerapporteerde religiositeit als het aangeven van meer religieus zijn een positieve invloed heeft op het universeel mededogen. Tot slot, heeft ook de variabele Quest-Orientatie, een open en flexibele benadering van religieuze vraagstukken die ruimte laat voor twijfel, een positieve invloed op het universeel mededogen. Variabelen zoals leeftijd, buitenlandse herkomst, onderwijsvorm en financiële situatie zijn niet significant gerelateerd aan mededogen (Van Droogenbroeck en Spruyt, 2022, 88-95).

Universeel mededogen en vooroordelen bij Brusselse jongeren

Naast een analyse van de aanwezigheid van universeel mededogen bij Brusselse jongeren, kan de samenhang van mededogen met sociale afstand ten aanzien van groepen en vooroordelen zoals onder andere etnocentrisme en homonegativiteit in kaart worden gebracht. In onderstaande tabellen wordt telkens de samenhang bekeken tussen mededogen, 2 vormen van vooroordelen en de gerapporteerde sociale afstand met een aantal groepen. Deze werden telkens gecontroleerd voor sociaal-demografische kenmerken en religieuze identiteit. Een negatieve coëfficient duidt op een omgekeerd evenredig verband, terwijl een positieve coëfficient wijst op een evenredig verband.

tabel3
Tabel 3: Multilevel analyse van universeel mededogen op vooroordelen - deel 1
Bron: Technisch rapport Debest (2019)

 

tabel4
Tabel 4: Multilevel analyse van universeel mededogen op vooroordelen - deel 2
Bron: Technisch rapport Debest (2019)

De waargenomen tendens is duidelijk; jongeren die meer mededogen rapporteren, rapporteren minder negatieve attitudes inzake homoseksualiteit en etnische vooroordelen. Daarnaast ervaren jongeren die meer mededogen rapporteren minder sociale afstand tegenover de andere onderzochte groepen. Dit geldt zowel voor mensen van verschillende levensbeschouwingen, met een andere huidskleur, etnische achtergrond, sociale klasse, leeftijd en ander opleidingsniveau. De ervaren sociale afstand is ook lager ten aanzien van Vlamingen, Walen, Brusselaars en Roma-Zigeuners (Van Droogenbroeck en Spruyt, 2022, 93-95).

Conclusie

Onze maatschappij staat voor de uitdaging om diverse groepen jongeren met uiteenlopende waarden en religieuze overtuigingen op een constructieve manier te kunnen laten samenleven zonder seculiere basiswaarden te miskennen. Reeds bestaand onderzoek focust op het wegwerken van onwenselijk beschouwde opvattingen en/of gedragingen, en gaat te weinig over de vraag hoe men constructief samenleven en prosociale houdingen kan bevorderen. Door het gebruiken van universeel mededogen kan een mogelijk antwoord worden gevonden op de vraag naar hoe men intersociale relaties kan verbeteren. De eerste resultaten zijn hoopgevend en bevestigen dat Brusselse jongeren, in al hun diversiteit, in grote mate een openheid delen ten aanzien van anderen en zichzelf, en blijk geven van een grote mate van medeleven en bereidheid tot sociale toenadering (Kavadias et al., 2022; Van Droogenbroeck en Spruyt, 2022).

Meer specifiek stellen de resultaten dat gender het grootste effect heeft op mededogen, meisjes vertonen meer universeel mededogen dan jongens. Daarnaast lijkt het op het eerste zicht dat mededogen los staat van sociale achtergrond, onderwijsvorm, de zelf-ingeschatte financiële situatie en levensbeschouwelijke identiteit. Er zijn dus geen wezenlijke verschillen tussen Christenen en Moslims. Toch zijn er enkele religieuze indicatoren die voor beide religies een rol spelen. Naarmate jongeren hun geloof belangrijker vinden, rapporteren ze meer universeel mededogen. De kernbevindingen zijn echter dat er geen verschillen zijn tussen levensbeschouwingen en dat we in het algemeen weinig sociale verschillen vinden bij het ervaren van mededogen. Dit wijst erop dat universeel mededogen zich niet ent op klassieke sociodemografische kenmerken en behoort tot de menselijke basisemoties aanwezig in elk individu. Wat in deze wel een belangrijke factor blijkt, is het aanwezig zijn van een specifieke Brusselse identiteit, die bijdraagt aan de aanwezigheid van een universeel mededogen.

In dat opzicht tonen deze resultaten, in een tweede stap, dat universeel mededogen inderdaad gerelateerd is aan het verminderen van vooroordelen. Jongeren die meer universeel mededogen ervaren, rapporteren minder negatieve attitudes ten aanzien van homoseksualiteit, minder etnische vooroordelen en minder sociale afstand t.a.v. de andere onderzochte groepen.

Bibliografie

Ekman, P., & Ekman, E. (2017). Is Global Compassion Achievable? In E.M. Seppälä, E. Simon- omas, S.L. Brown, M.C. Worline, C.D. Cameron, & J.R. Doty (eds.), Oxford Handbook of Compassion Science (Vol. 1). Oxford: Oxford University Press.

Gallo, L.C., & Matthews, K.A. (2003). Understanding the association between socioeconomic status and physical health: Do negative emotions play a role? Psychological Bulletin, 129(1), 10–51.

Goetz, J.L., Keltner, D., & Simon- omas, E. (2010). Compassion: An evolutionary analysis and empirical review. Psychological Bulletin, 136(3), 351–374.

Hagendoorn, L., & Nekuee, S. (eds.) (2018). Education and Racism: A cross national inventory of positive e ects of education on ethnic tolerance. Londen: Routledge.

Hwang, J.Y., Plante, T., & Lackey, K. (2008). The development of the Santa Clara brief compassion scale: An abbreviation of Sprecher and Fehr’s compassionate love scale. Pastoral Psychology, 56(4), 421–428.

Kavadias, D., Engels, N., Van Cappel, G., & Spruyt, B. (2022). Debest en de Zinnekes. In Zinnekes zijn Debest: Diversiteit aan het werk bij Brusselse jongeren vandaag (pp. 185-200). ASP / VUBPRESS.

Mansoury, E., & Saeys, M. (2022). De controverse over controversiële onderwerpen in de klas: Saved by the bell? In D. Kavadias, B. Spruyt, N. Engels, & G. Van Cappel (Eds.), In Zinnekes zijn Debest: Diversiteit aan het werk bij Brusselse jongeren vandaag (pp. 107-122). ASP

Saslow, L.R., John, O.P., Pi , P.K., Willer, R., Wong, E., Impett, E.A., Kogan, A., Antonenko, O., Clark, K., Feinberg, M., Keltner, D., & Saturn, S.R. (2013). The social significance of spirituality: New perspectives on the compassion–altruism relationship. Psychology of Religion and Spirituality, 5(3), 201–218.

Sprecher, S., & Fehr, B. (2005). Compassionate love for close others and humanity. Journal of Social and Personal Relationships, 22(5), 629–651.

Strauss, C., Lever Taylor, B., Gu, J., Kuyken, W., Baer, R., Jones, F., & Cavanagh, K. (2016). What is compassion and how can we measure it? A review of definitions and measures. Clinical Psychology Review, 47, 15 27.

Van Droogenbroeck, F., Spruyt, B., Mastari, L., & Siongers, J. (2016). Ervaren discriminatie bij Vlaamse jongeren: Een situatieschets. Ad hoc onderzoeksnota December 2016. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Van Droogenbroeck, F., & Spruyt, B. (2022). Universeel mededogen bij jongeren: Determinanten van universeel mededogen en haar relatie tot vooroordelen. In Zinnekes zijn Debest: Diversiteit aan het werk bij Brusselse jongeren vandaag (pp. 77-106). ASP.

Yarnell, L.M., Sta ord, R.E., Ne , K.D., Reilly, E.D., Knox, M.C., & Mullarkey, M. (2015). Meta-Analysis of Gender Differences in Self-Compassion. Self and Identity, 14(5), 499–520.

Publication type
Card
Category
Youth
Mentality and Daily Life
Region
Brussels Capital Region