Autor(en)
Janssens Rudi
Ursprung

BRIO-matrixfiche, 2020

Organisation
Jahr
2020
Sprache
NL
youth

Context

In de gemeenten van de Vlaamse Rand, waar de meerderheid van de inwoners niet geboren en getogen is in de gemeente zelf, kan het verenigingsleven een belangrijke rol spelen in het stimuleren van sociale cohesie bij de inwoners. Zeker voor kinderen en jongeren speelt participatie aan het verenigingsleven een rol in hun proces van persoonlijke ontplooiing, het opbouwen van sociaal en cultureel kapitaal, en het omgaan en samenwerken met anderen.

Uit internationaal onderzoek blijkt dat het vooral de kinderen uit de middenklasse zijn die aan het verenigingsleven participeren. Onderzoek in Vlaanderen (De Pauw e.a., 2010) levert vergelijkbare resultaten op. Zo hebben traditionele jeugdverenigingen zelfs een ‘erfelijk’ karakter, de ouders van de leden en zeker van de leiding waren eveneens lid van een jeugdbeweging. De leden van een jeugdvereniging weerspiegelen niet de doorsnee populatie. Deze ouders hebben veelal een hogere opleiding en zijn zelf ook actief in het lokale verenigingsleven. De meeste lokale verenigingen stellen zich doorgaans geen vragen bij deze homogene samenstelling. Ze staan niet per se afkerig tegenover diversiteit, maar gaan er evenmin actief naar op zoek. Wanneer ze het over diversiteit hebben gaat het nooit over taaldiversiteit. Hierdoor blijft onder andere het aantal leden met een migratieachtergrond beperkt. Deze leden geven zelf het gebrek aan diversiteit aan als een belangrijke drempel, naast het financiële en de geloofsovertuiging. Maar ook het feit dat voor deze groep lidmaatschap geen ‘automatisme’ is dat van de ouders op de kinderen wordt overgedragen speelt een rol. Een onderzoek naar vrijetijdsbesteding bij Brusselse jongeren (Berten & Piessens, 2014) bevestigt dat bij deze keuze het niet zozeer de ouderlijke herkomst is die bepalend is voor patronen van vrijetijdsbeleving, maar de taal die leerlingen thuis spreken.

In de Vlaamse Rand komen beide aspecten, diversiteit naar herkomst en taal, samen. In hoeverre vinden we de taaldiversiteit van de Vlaamse randgemeenten terug in de samenstelling van het lokale jeugdwerk?

Lokale participatie

Het BRIO-taalbarometeronderzoek is een recurrent onderzoeksinstrument dat de samenleving bekijkt vanuit een taalsociologische bril. Zowel in 2014 als 2019 werd binnen dit kader een analyse gemaakt van de taalsituatie in de 19 gemeenten van de Rand (zie Janssens, 2019). Zo werd bij gezinnen met kinderen onder meer gepeild naar de participatie van deze kinderen aan de lokale jeugdwerking. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen een lokale Nederlandstalige jeugdvereniging (Jeugd NL), een lokale Nederlandstalige sportclub (Sport NL) en de gemeentelijke speelpleinwerking (Speelplein). De tabel verwijst naar het aandeel van kinderen/jongeren die participeren per thuistaal, waarbij telkens een vergelijking wordt gemaakt tussen de BRIO-Taalbarometersurvey van 2014 en 2019 (bijvoorbeeld: van de kinderen uit eentalig Nederlandstalige gezinnen steeg de participatie aan de lokale Nederlandstalige jeugdbeweging van 22% naar 24,6%, en waar in 2014 12,6% van alle respondenten hun kinderen zich in een dergelijke jeugdbeweging inschreven, steeg dit in 2019 licht tot 12,9%)

tabel één

Tabel 1. Participatie aan lokale activiteiten door gezinnen met kinderen naar huidige thuistaal

Bovenstaande tabel verwijst naar de participatie van kinderen en jongeren aan lokale activiteiten, elk met een eigen noden in relatie tot taalgebruik. In een Nederlandstalige jeugdbeweging is de kennis van de taal belangrijk om aan de activiteiten te kunnen deelnemen, bij een sportvereniging en in de lokale speelpleinwerking is dit veel minder het geval. In een sportvereniging domineert het sportieve en in de lokale speelpleinwerking besteden sommige gemeenten net extra aandacht aan het ondersteunen van het gebruik van het Nederlands, waardoor een beperktere kennis van het Nederlands meestal voldoende is.

De thuistaal lijkt inderdaad een doorslaggevende rol te spelen inzake participatie. Het is duidelijk dat de kinderen die van huis uit Nederlands spreken in het gezin, significant meer deelnemen aan lokaal georganiseerde activiteiten. Tussen 2014 en 2019 zijn er weinig tot geen verschuivingen. Lokale sportclubs zijn bij de jeugd het populairste, gevolgd door de speelpleinwerking en de jeugdbewegingen. Qua aantal scoren de kinderen uit eentalig Nederlandstalige gezinnen het hoogste, maar enkel in de lokale jeugdbewegingen zijn ze ook verhoudingsgewijze significant meer vertegenwoordigd dan de kinderen uit een traditioneel tweetalig gezin waar thuis Nederlands en Frans wordt gesproken. De bevindingen uit het onderzoek voor gans Vlaanderen gelden ook in de Rand. Jeugdbewegingen hebben het meest homogene publiek: de meeste leden komen uit eentalig Nederlandstalige gezinnen, behoren qua diplomaniveau tot de middenklasse of de hogere klasse en gaan veelal naar het Nederlandstalig onderwijs. Andere kinderen vinden moeilijk de weg naar deze jeugdbewegingen. Wie van huis uit Frans spreekt, al dan niet in combinatie met een andere taal dan het Nederlands, vindt nog wel de weg naar de sportclubs en in mindere mate ook naar de speelpleinwerking. De lage participatiegraad van Franstaligen kan deels verklaard worden door het feit dat ze de mogelijkheid hebben om zich aan te sluiten bij Franstalige verenigingen. Op basis van de taalachtergrond is de speelpleinwerking het meest evenwichtig samengesteld. Het is niet alleen de thuistaal op zich die hier bepalend is, maar ook de onderwijstaal van de kinderen. Jongeren uit anderstalige gezinnen nemen het minste deel aan het lokale verenigingsleven, en bij de jeugdbewegingen ontbreken ze zelfs helemaal. Uitgaande van het feit dat lidmaatschap van een lokale vereniging een indicatie kan zijn van de sociale cohesie van deze leefgemeenschap, zijn sportclubs een belangrijkere integrerende factor dan de traditionele jeugdbewegingen die veel meer op basis van taalachtergrond zijn samengesteld.

Besluit

Deze fiche geeft slechts een algemeen beeld van de relatie tussen thuistaal en participatie van kinderen en jongeren aan het lokale verenigingsleven, en onderstreept het belang van het Nederlands als thuistaal. Op basis van de vergelijking tussen de twee meetmomenten moet men besluiten dat er sinds 2014 weinig is veranderd. Zeker voor wie thuis noch Nederlands noch Frans spreekt, is het erg moeilijk om te participeren aan het verenigingsleven: in traditionele jeugdverenigingen zijn ze amper te vinden, en ook in de sportclubs daalt hun aanwezigheid. De vraag is in hoeverre hier het feit dat dit voor hun ouders veelal onbekend terrein is, een rol speelt, en hoe dit in het kader van een integratiebeleid kan gestimuleerd worden. Reeds in 2010 stelden de jeugdbewegingen zich de vraag wat hier de redenen voor zijn (De Pauw e.a., 2010). Hoewel we in de rand een duidelijk patroon kunnen ontwaren op basis van de Taalbarometer werden taal en taaldiversiteit in dat eerder onderzoek nooit als een belemmerende factor aangehaald.

Toch kan men op basis van het Taalbarometeronderzoek besluiten dat taal wel degelijk een rol speelt om aan het lokale verenigingsleven te participeren. Het aandeel van kinderen en jongeren die thuis onder meer Nederlands spreken, ligt significant hoger dan wie deze taal niet van thuis mee krijgt.

De vraag is welke rol het verenigingsleven bij jongeren, die van huis uit geen Nederlands spreken, kan spelen, en in welke mate dit een aandachtspunt is in een beleid gericht op sociale cohesie. In Brussel ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap mee de uitbouw van jeugdverenigingen die deze groep jongeren als specifiek doelpubliek beogen (D’BROEJ, Jongerenwerking Foyer, Habbekrats, ...). In de Rand, met een andere bevolkingssamenstelling maar met een groeiend aandeel van jongeren die thuis geen Nederlands spreken, worden onder andere door lokale overheden en ’vzw De Rand’, zowel in het kader van het jeugdwerk als voor jeugdploegen binnen lokale sportverenigingen en de speelpleinwerking, methodieken ontwikkeld om om te gaan met taaldiversiteit. Om de impact hiervan te kunnen analyseren, is een meer verfijnde onderzoeksbenadering nodig.

Literatuur

Berten H. & Piessens A. (2014). Vrijetijdsbesteding en -beleving van leerlingen uit het Nederlandstalig Onderwijs in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Een onderzoek van Kind & Samenleving in opdracht van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Elsene: Onderzoekscentrum Kind & Samenleving.

De Pauw P., Vermeersch H., Coussée F., Vettenburg N. & Van Houtte M. (2010). Jeugdbewegingen in Vlaanderen. Een onderzoek bij groepen, leiding en leden. Brussel: Vlaams Ministerie van Cultuur, Jeugd, Sport en Media; Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen, Afdeling jeugd.

Janssens R. (2019). De Rand vertaald. Een analyse van de taalsituatie op basis van Taalbarometer 2 van de Vlaamse Rand. Brussel: VUBPRESS.

Kontaktperson
Veröffentlichungsart
Karte
Kategorie
Kulturelle Organisationen und Institutionen
Kultur / Freizeit
Jugend
Sprache
Region
Vlaamse Rand
Share this