
De Vlaamse Rand, met het Nederlands als officiële taal, maar ook met de aanwezigheid van taalfaciliteiten in zes gemeenten, is een prioritair aandachtsgebied voor het beleid van de Vlaamse Overheid. Tegelijkertijd onderscheidt deze regio zich door haar unieke taalverhoudingen. Vooral de verhuisbewegingen uit Brussel naar de Rand dragen bij tot een toenemende taaldiversiteit onder de Randbewoners. Maar welke talen worden er effectief gesproken in de Vlaamse Rand? Wie spreekt welke taal, waar, wanneer en met wie? Leidt de suburbanisatie tot een toenemende verfransing van de regio? Hoe moet men omgaan met anderstaligen in de publieke en private dienstverlening? En welke positie heeft het Nederlands nog in deze context? Het BRIO-Taalbarometeronderzoek (TB), een unieke en uitgebreide representatieve bevraging van de volwassen Randbewoners, biedt een actueel beeld van de ontwikkelingen die zich inzake taal binnen de Rand voltrekken.
Deze factsheet geeft een overzicht van de voornaamste taalevoluties, die in de ruim 70 tabellen van het onderzoek werden toegelicht.
Algemene taalsituatie
Als we het taallandschap van de Vlaamse Rand in haar totaliteit bekijken, valt de toegenomen diversiteit aan talen op. Op basis van het ‘goed’ tot ‘uitstekend’ spreken van een taal werden onder de 2.500 respondenten van TBR1 (2014; gegevensverzameling in 2013) 75 verschillende talen gesproken. Dit aantal liep op tot 87 talen in TBR2 (2019; gegevensverzameling in 2018). Ondanks de kleinere steekproef van 2.273 respondenten in TBR3 (2024; gegevensverzameling in 2023-2024) neemt de taaldiversiteit in de Vlaamse Rand verder toe. Deze derde Taalbarometer leverde 104 verschillende talen op, waarmee het de geregistreerde taalverscheidenheid uit de vijfde Taalbarometer van Brussel (TBB5) evenaart (Saeys, Simon en Kavadias 2024). Deze vaststelling wijst er op dat de taalkundige en culturele basis van de Rand steeds breder wordt. De verhuisbewegingen, en daarmee ook de verdere internationalisering, zorgt er aldus voor dat de taalsociologische grens tussen ‘stad’ en ‘rand’ geleidelijk vervaagt. Niet enkel de taalverscheidenheid op zich, maar ook de snelheid waarmee deze verandering zich voltrekt, is opvallend.
Een relevante vraag die men hierbij kan stellen is of deze toenemende taaldiversiteit resulteert in taalverschuivingsprocessen. De meest gesproken talen in de Rand blijven over de drie meetmomenten grotendeels dezelfde, al verschuiven de talen en hun aantallen onderling (zie Tabel 1).

Frans blijft de meest gekende taal, wat niet betekent dat het de dominante taal is. De tweede meest gekende taal is het Nederlands. Over de betrokken periode zijn de kennis van het Nederlands en het Frans niet sterk gewijzigd, hoewel er zich toch wel een tendens aftekent dat de kennis van beide talen licht daalt. Voor het Nederlands komt deze verschuiving vooral op het conto te staan van de 31 tot 45-jarige inwoners van de Rand. Deze leeftijdsgroep is het meest mobiel en woont gemiddeld het kortst in de Vlaamse Rand. Voor het Frans gaat het eerder om een algehele trend, ongeacht leeftijd of herkomst. Het aandeel dat beide talen beheerst blijft dan weer stabiel tussen TBR2 en TBR3. Ongeveer de helft van de Randbewoners spreekt zowel het Nederlands als het Frans ‘goed’ tot ‘uitstekend’. De taalkennis die wel toeneemt is het Engels, al dan niet in combinatie met het Nederlands en/of Frans. Wat de ‘andere’ talen betreft volgen, het Duits en Spaans op een afstand. Deze talen worden elk door meer dan 10% van de Randbewoners gesproken.
Om het verschil tussen het Nederlands en het Frans te vatten, is het van belang een onderscheid te maken of men de taal van huis uit heeft verworven (primaire taalverwerving), dan wel of men de taal via het onderwijs of op een andere manier geleerd heeft (secundaire taalverwerving). Tabel 2 geeft aan waar de inwoners die ‘goed’ tot ‘uitstekend’ Nederlands of Frans spreken, die taal hebben geleerd.

Bovenstaande tabel plaatst het verschil tussen de kennis van het Nederlands en het Frans in een ander daglicht. Voor 80% van diegenen die het Nederlands ‘goed’ tot ‘uitstekend’ spreekt, is dit hoofzakelijk omwille van het feit dat ze deze taal als gezinstaal hebben meegekregen. 46% van de Randbewoners die ‘goed’ tot ‘uitstekend’ Frans beheerst, leerde deze taal via het onderwijs of elders.
Een andere belangrijke vaststelling, in lijn met de vorige, betreft de evoluties volgens de oorspronkelijke thuistaal van de Randbewoners (Tabel 3). De basis van iemands taalgebruik wordt immers gevormd door de taal of talen die men van huis uit heeft meegekregen.

Het Nederlands blijft de voornaamste thuistaalgroep in de Vlaamse Rand. Meer dan een derde van de volwassen Randbewoners groeide op in een gezin waar uitsluitend Nederlands werd gesproken. Dit aandeel is echter verder gedaald in vergelijking met TBR2. De groep traditioneel tweetaligen, die Nederlands en Frans als gezinstalen combineert, compenseert deze daling deels en vertoont een lichte groei. Het aandeel Franstaligen blijft gestaag toenemen, maar vooral de groei van ‘nieuwe’ tweetaligen springt in het oog. Dit zijn vooral anderstaligen die het Frans boven het Nederlands verkiezen als tweede gezinstaal.
Dit totaalbeeld verbergt echter de verscheidenheid qua thuistaalprofiel binnen de Rand. Hoewel de statistische foutenmarge hier groter is, geeft Tabel 4 de verdeling van de thuistalen op basis van de zeven gemeenteclusters.

De Voorstedelijke gemeenten (Asse, Grimbergen, Meise en Merchtem) zijn het meest Nederlandstalig, gevolgd door de Westelijke (Beersel, Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw) en Residentiële (Hoeilaart, Overijse en Tervuren) gemeenten. De Aankomst- (Wemmel en Zaventem) en faciliteitengemeenten scoren dan weer het laagst qua Nederlandstaligen. Naar analogie vinden we in de Oostelijke Faciliteitengemeenten (Kraainem en Wezembeek-Oppem) de grootste groep inwoners die opgroeide in een eentalig Franstalig gezin, gevolgd door de Zuidelijke Faciliteitengemeenten (Drogenbos, Linkebeek en Sint-Genesius-Rode) waar net niet de helft van de inwoners het Frans als oorspronkelijke thuistaal had. Eén op de vijf inwoners uit de Commerciële- (Machelen en Vilvoorde) en de Aankomstgemeenten groeide op in een gezin waar noch het Nederlands, noch het Frans werd gesproken.
Dit brengt ons vervolgens bij het taalgebruik van de Randbewoners. Het beeld dat men heeft over de taalsituatie in de Vlaamse Rand rond Brussel wordt immers sterk bepaald door de ‘zichtbare’ contacten die men dagelijks heeft. Deze interacties variëren van formele contacten met de publieke dienstverlening of op de werkvloer, tot informele contacten met buren en met leden van een vereniging.
Traditioneel is het taalgebruik met de gemeentelijke overheden het meest eentalig Nederlandstalig, wat uiteraard niet mag verbazen gegeven de geldende bestuurstaalwet. Meer dan acht op de tien Randbewoners gebruikt ‘vaak’ tot ‘altijd’ de officiële taal in hun contacten met de gemeentelijke administratie, een aandeel dat stabiel blijft over de drie edities. Het taalgebruik varieert evenwel tussen de verschillende Randgemeenten, zoals Tabel 5 duidt.

Het Frans wordt het meest frequent gebruikt in de faciliteitengemeenten, maar vindt ook haar weg in onder meer de Westelijke en Commerciële gemeenten. In deze Randgemeenten zit vooral de taalcombinatie van het Nederlands en het Frans in de lift bij de Randbewoners, en in mindere mate samen met het Engels, sinds TBR1. De neiging om naar een andere taal over te schakelen ligt algemeen lager dan bij de vorige meetmomenten.
Dat de kennis van het Nederlands een belangrijk criterium is op de werkvloer blijkt ook uit Tabel 6.

In meer dan 60% van de arbeidssituaties is twee- of meertaligheid de norm, met een duidelijke centrale rol voor het Nederlands. Zo wordt in vier op de tien arbeidssituaties het Nederlands samen met het Frans en Engels gebruikt voor de interne communicatie, ongeacht of men in Vlaanderen of Brussel werkt. Als er uitsluitend in één taal wordt gecommuniceerd dan is dit het Nederlands in Vlaanderen en het Frans in Brussel, maar deze eentaligheid is slechts op een minderheid van de bedrijven van toepassing.

Als het gaat om de informele sfeer, reflecteert het taalgebruik met buren een mooie spiegel van de taalontwikkelingen die zich afspelen in de Vlaamse Rand rond Brussel. Het spreken van een gemeenschappelijke taal vormt immers de voorwaarde om contacten met buren te onderhouden. Het Nederlands blijft de taal die het meest frequent wordt gebruikt in contacten met buren, al daalt het aandeel in TBR3 verder tegenover TBR2. Opvallend is tevens de vaststelling dat voornamelijk Franstaligen twee of meerdere talen gebruiken in hun interacties met de buurt, met inbegrip van het Nederlands. Nederlandstaligen gebruiken dan weer meer het Nederlands met hun buren.

Het verenigingsleven in de Rand vervult een maatschappelijke rol als ontmoetingsplek voor mensen met verschillende thuistaalachtergronden. Kijken we specifiek naar het Nederlandstalig verenigingsleven, dan komt de meerderheid van de leden uit een Nederlandstalig gezin. Steeds meer niet-Nederlandstaligen sluiten zich evenwel aan bij een Nederlandstalige vereniging. Deze deelname biedt voor velen niet enkel een toegankelijke eerste stap naar het leren en oefenen van het Nederlands, maar vervult ook een belangrijke rol in het bevorderen van gemeenschapsvorming in de Rand.
Aanknooppunten voor het beleid
Het derde Taalbarometeronderzoek in de Vlaamse Rand bevestigt de complexe taalsituatie in de Rand. De eigenheid van de actuele taalverhoudingen in de regio worden hierbij opnieuw onderstreept. Het BRIO-Taalbarometeronderzoek wil in eerste instantie de nodige empirische stof leveren tot reflectie om het maatschappelijk debat in en over de Rand als aandachtsgebied te voeden. Voortbouwend op de huidige studie lijkt er bijvoorbeeld duidelijk nood te zijn aan punctuele studies in taaldomeinen zoals het bedrijfsleven, de publieke dienstverlening en de vrijetijdsbesteding om de relatie tussen taal en maatschappij te duiden. Het vormt tevens de basis voor vergelijkend onderzoek met andere Belgische en internationale steden en regio’s. De resultaten wijzen op een toenemende taaldiversiteit, taalverschuivingsprocessen en een wijzigend taalgebruik. Deze ontwikkelingen worden vaak opgevat als een wezenlijke uitdaging die het Vlaamse karakter van de regio bedreigt. De Taalbarometer kan echter ook een reflectie-instrument vormen voor academici en studenten, beleidsmakers en beleidsmedewerkers, praktijkexperten en geïnteresseerden.
Als we recht willen doen aan de huidige taalsituatie in de Vlaamse Rand rond Brussel dan kunnen we enkel concluderen dat er geen sprake is van een ‘of/of’, maar eerder een ‘en/en’ verhaal. Waar de taaldiversiteit gestaag toeneemt in de Vlaamse Rand, blijft het Nederlands qua taalgebruik duidelijk de lingua franca in de verschillende taaldomeinen. Het Nederlands behoudt deze koppositie, ondanks de betere kennis van het Frans bij de Randbewoners. De Rand als officieel eentalig Nederlandstalig taalgebied vormt hier wellicht een verklarende factor. Het Nederlands maakt deel uit van het dagelijks leven van de Randbewoners. Ook diegenen die het Nederlands niet als thuistaal hebben of het Nederlands niet ‘goed’ tot ‘uitstekend’ beheersen, gebruiken het Nederlands, weliswaar aanzienlijk minder dan de Randbewoners met het Nederlands als thuistaal of een ‘goed’ tot ‘uitstekende’ kennis. De draagwijdte van de taal beperkt zich hierbij niet tot de formele sfeer, al wordt daar het Nederlands het meest gebruikt. Het gebruik van het Nederlands vindt ook haar weg naar de overige taaldomeinen, weliswaar toenemend in combinatie met het Frans. Het taalgebruik in de formele sfeer zet dus de toon voor het ruimer taalgebruik in de Rand.
Dit brengt ons bij de eigenheid van de Rand. Hoewel de specificiteit van de regio in de aanwezigheid van taalcontact en de nabijheid van de hoofdstad ligt, wordt het aandachtsgebied al te vaak beschouwd als een monolitisch geheel. De Vlaamse Rand onderscheidt zich echter niet enkel ten aanzien van Brussel en de rest van Vlaanderen op het vlak van taalverhoudingen. Ook tussen de negentien Randgemeenten is er op taalkundig vlak een aanzienlijke heterogeniteit vast te stellen. Een homogeen Randbeleid loopt daardoor het risico niet altijd de gewenste effecten te produceren. Het huidige beleid is erop gericht om het Nederlands algemeen te promoten en te ondersteunen, waarbij het de kloof tussen Nederlandstaligen en niet-Nederlandstaligen wenst te verkleinen. De verschillen die werden vastgesteld op gemeenteclusterniveau ondersteunen echter de noodzaak van een gedifferentieerd taal- en integratiebeleid. Niet elke gemeentecluster wordt met dezelfde taalverschuivingsprocessen geconfronteerd of kampt met dezelfde uitdagingen. Er dient, met andere woorden, een evenwicht te worden gevonden tussen het omgaan met de lokale taalverhoudingen, en het voeren van een inclusief beleid dat iedereen bij de lokale samenleving betrekt, zonder de politiek-taalkundige elementen uit het verleden te vergeten.
Het derde Taalbarometeronderzoek in de Vlaamse Rand werd uitgevoerd door Mathis Saeys (BRIO-Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum, Vrije Universiteit Brussel) in opdracht en met steun van Team Vlaamse Rand van het Agentschap Binnenlands Bestuur, Vlaamse overheid.