1. Situering
De laatste officiële cijfers over taalkennis in de Vlaamse Rand dateren van de gecontesteerde talentelling van 1947. Het BRIO-taalbarometeronderzoek tracht deze lacune op een wetenschappelijke manier op te vullen. In 2014 werd een eerste BRIO-taalbarometer in de Vlaamse Rand gerealiseerd (TBR1), als nulmeting voor het bepalen van de taalkennis, het taalgebruik en de taalattitudes op basis van een representatieve steekproef van de volwassen inwoners van de 19 gemeenten van de Vlaamse Rand. In 2019 werd deze bevraging op eenzelfde manier herhaald (TBR2). Deze fiche geeft een overzicht van de evolutie van de taalkennis.
2. Talen meten: primaire en secundaire taalverwerving
In het taalbarometeronderzoek wordt taalkennis gemeten op basis van zelfrapportage. In onderstaande tabellen worden enkel de cijfers weerhouden van diegenen die beweren een bepaalde taal goed tot uitstekend te spreken. We gaan er hierbij van uit dat deze personen op een comfortabele manier een gesprek kunnen voeren in deze taal, gegeven de omstandigheden waarin ze de taal moeten gebruiken. Dit impliceert niet dat anderen deze talen niet kunnen gebruiken in hun communicatie, alleen zullen ze zich er minder comfortabel bij voelen. Figuur 1 geeft een overzicht van de 12 meest gekende talen die door meer dan 1% van de bewoners worden gesproken.
Figuur 1. Taalkennis Vlaamse Rand (TBR1 versus TBR2).
Uit bovenstaande figuur blijkt dat Frans de meest gekende taal is, gevolgd door het Nederlands en het Engels. Waar de verschillen voor het Nederlands en het Frans tussen beide surveys niet significant zijn, is de stijging van het Engels dit wel. Hierna volgen het Duits en het Spaans, die beide ook door meer dan 10% van de randbewoners worden gesproken.
Dit betekent evenwel niet dat het Frans de dominante taal is in de Vlaamse Rand. Hiertoe maken we een onderscheid tussen primaire en secundaire taalverwerving. Primaire taalverwerving verwijst in het taalbarometeronderzoek naar de taal of talen die door de ondervraagde binnen het gezin van herkomst werd of werden gesproken. Secundaire taalverwerving naar de talen die men later, via het onderwijs of elders, aanleerde. Tabel 1 geeft aan waar de ondervraagden die goed tot uitstekend Nederlands of Frans spreken, die taal hebben geleerd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de taal als thuistaal (al dan niet in combinatie met een andere taal), de taal aangeleerd via het onderwijs of de taal aangeleerd op een andere manier, bijvoorbeeld via de partner.
Tabel 1. Primaire versus secundaire taalverwerving Nederlands en Frans
Bovenstaande tabel plaatst het verschil tussen de kennis van het Nederlands en het Frans in een ander daglicht. Voor 80% van diegenen die het Nederlands goed tot uitstekend beheersen, is dit omwille van het feit dat ze de taal als thuistaal meekregen in het gezin waarin ze opgroeiden. Dit is een lichte daling tegenover TBR1, te wijten aan de daling van het aantal inwoners uit eentalig Nederlandstalige gezinnen. Een goede tot uitstekende kennis van het Frans kan slechts voor minder dan de helft van de sprekers toegeschreven worden aan taaloverdracht binnen het gezin. Het Frans is eerder een instrumentele taal dan het Nederlands. Ter illustratie, van wie thuis alleen Nederlands sprak, spreekt 68,3% in TBR2 ook Frans, omgekeerd spreekt 39,7% van diegenen die thuis uitsluitend Frans spraken ook Nederlands. Sprak men thuis geen van beide, dan spreekt 21,5% goed tot uitstekend Nederlands, tegenover 69,3% die het Frans in diezelfde mate beheerst.
3. De ‘andere’ talen van de Rand
Tabel 2 geeft ook voor de andere frequent gekende talen aan in welke mate ze thuis dan wel elders werden aangeleerd. Zo zijn bijvoorbeeld het Engels en het Duits vooral schooltalen en worden ze maar door een beperkte groep als thuistaal gesproken. Voor het Arabisch, het Turks, het Pools en het Roemeens is het omgekeerde het geval.
Tabel 2. Taalverwerving 10 meest gekende talen (uitgezonderd het Nederlands en het Frans)
Bovenstaande tabellen geven een indicatie van de meest gekende talen en de aard van de relatie tussen deze talen en hun sprekers. Uit TBR1 bleek dat de ondervraagde randbewoners 75 verschillende thuistalen spraken. TBR2 leverde 87 verschillende thuistalen in de Vlaamse Rand op, met naast de reeds vernoemde talen Lingala en Berbers, Albanees, Bulgaars, Deens, Fins, Grieks, Hongaars, Zweeds, Kinyarwanda, Swahili, Mandarijns, Hindi, Japans, Thai en Aramees die door meerdere respondenten werden gesproken. Armeens, Bulgaars, Catalaans, Kroatisch, Kosovaars, Ests, Georgisch, Hebreeuws, Iers, Lets, Luxemburgs, Litouws, Macedonisch, Montenegrijns, Noors, Servisch, Oekraïens, Tsjechisch, Servo-Kroatisch, Siciliaans, Somalisch, Afrikaans, Ewe, Kameroenees, Kirundi, Kiswahili, Malagasisch, Tshiluba, Wolof, ‘Congolees’, Mina, Baoule, Azeri, Bengali, Filipijns, Iraans, Khmer, Koerdisch, Nepalees, Oezbeeks, Punjabi, Tsjetsjeens, Urdu, Vietnamees, Twi, Senegalees, Bassa, Assyrisch en gebarentaal worden door enkelingen gesproken.
Rudi Janssens (mei, 2019)